Kennisbank | Arbeidsrecht

Bewijs bij ontslag van een werknemer die niet goed functioneert

Bewijs bij ontslag van een werknemer die niet goed functioneert

In een werksituatie kan het regelmatig voorkomen: het loopt allemaal niet zo lekker in een team. Werknemers die samen prestaties moeten leveren werken niet goed samen. De directie kijkt het even aan en trekt dan een conclusie. Er is een werknemer die niet zo goed in het team past. Het lijkt erop dat de communicatie binnen het team stroef verloopt doordat deze werknemer niet goed communiceert. De oplossing lijkt voorhanden: ontslag van de werknemer. De werknemer functioneert immers niet goed, en dat is een reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. (1)

In een ontbindingsprocedure kijkt de kantonrechter of de stellingen van de werkgever onderbouwd worden door ‘het dossier’. Is dat het geval, dan volgt in de regel ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zo makkelijk als dit, blijkt het in de praktijk echter lang niet altijd. Recent heeft de Hoge Raad hier een uitspraak over gedaan. (2)

De casus
Een werkgever wil ontslag van een werknemer. De werkgever is van mening dat een werkneemster niet goed functioneert. De werkneemster zou over onvoldoende communicatieve en/of gedragscompetenties beschikken. Daardoor zou zij niet goed kunnen samenwerken in het team. Werkgever vraagt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter (en in hoger beroep ook het Hof) ontbindt de arbeidsovereenkomst.

Dan stelt de werkneemster cassatieberoep in. Werkneemster is van mening dat zij voldoende heeft aangetoond dat de problemen die haar verweten worden een andere oorzaak hebben. De samenwerking tussen andere collega’s is niet goed, en dat wordt haar nu in de schoenen geschoven. De werkneemster heeft de rechter en het hof aangeboden om dit te bewijzen. Collega’s zouden als getuige gehoord kunnen worden. Omdat zij geen kans kreeg bewijs te leveren vraagt zij de Hoge Raad om nog eens naar haar zaak te kijken.

Bewijslast disfunctioneren bij werkgever
De Hoge Raad stelt dat de normale bewijsregels van toepassing zijn. Omdat de werkneemster de verwijten van de werkgever voldoende gemotiveerd heeft betwist, zal de werkgever de gestelde feiten moeten bewijzen. De werkgever moet dus bewijzen dat de feiten waar hij zich op beroept, ook daadwerkelijk gebeurd zijn.

De werkneemster heeft de feiten niet alleen betwist, maar heeft ook tegenbewijs aangeboden. De kantonrechter en het Hof hebben dat aanbod afgewezen Dat is volgens de Hoge Raad onterecht. De werkneemster had de kans moeten krijgen om tegenbewijs te leveren. Omdat de Hoge Raad niet over feiten oordeelt wordt de zaak verwezen naar een (ander) Hof. Daar moet naar het bewijs worden gekeken.

Conclusie
Werkgevers moeten er bij ontslag van een werknemer altijd op bedacht zijn dat werknemers verweer voeren. Wanneer dat verweer voldoende onderbouwd is, zal de rechter de werkgever een bewijsopdracht geven. De werkgever mag dan bewijzen dat de feiten waarop het ontbindingsverzoek is gebaseerd zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. Ook kan de rechter de werknemer een bewijsopdracht geven. De werknemer mag dan zijn betwisting van de door de werkgever aangevoerde redenen bewijzen. Procedures kunnen hierdoor lang gaan duren. Ook kan de uitkomst onzeker zijn.

Hoe is dit te voorkomen?

Waar moet je op letten als werkgever bij het ontslaan van een werknemer?
Wanneer je als werkgever een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst doet, is het van belang om een goed dossier te hebben. Leg in dat dossier vast wat er is gebeurd, wie daar bij waren en wat de verdere bewijzen zijn. De werkgever kan dan in het ontbindingsverzoek meteen bewijs leveren van zijn stellingen. Dat maakt het voor een werknemer een heel stuk lastiger om (gemotiveerd) verweer te voeren.

Waar moet je op letten als werknemer bij ontslag?
Werknemers die worden geconfronteerd met een ontslag of ontbindingsverzoek, doen er goed aan om te controleren op welke feiten een werkgever zich baseert. Kloppen die wel? Of is er heel iets anders aan de hand? Wanneer verweer wordt gevoerd, moet dat niet beperkt blijven tot het roepen dat het allemaal niet klopt. Het verweer moet gemotiveerd worden, dus onderbouwd worden. Verzamel bewijs en laat dat aan de rechter zien. Stel op zijn minst op welke wijze tegenbewijs geleverd kan worden. Als de werknemer dat doet, is de kans groot dat hij tegenbewijs mag leveren. Uitgangspunt blijft echter dat als de werknemer deugdelijk betwist de bewijslast en dus het bewijsrisico bij de werkgever blijft liggen en dat de werkgever dus eerst maar zijn stellingen moet bewijzen met alle processuele risico’s van dien.

Mr. M.W.G. (Mario) Versendaal

Scholtens Advocaten Emmeloord

  1. Dit is de d-grond: vergelijk art.7:699 lid 3 sub d BW
  2. HR 29 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1045

MR. M.W.G. (Mario) Versendaal

Specialisaties: ondernemingsrecht, algemeen civiel recht, agrarisch contractenrecht, insolventierecht en zekerhedenrecht.

Call Now Button